beffen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bef·fen
Woordherkomst en -opbouw
  • ww: afgeleid met het achtervoegsel -en van Bargoens bef "vulva", in de betekenis van ‘cunnilingus bedrijven’ aangetroffen vanaf 1972 [1] [2]
  • zn:  bef zn  met de uitgang -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beffen
befte
gebeft
zwak -t volledig

Werkwoord

beffen

  1. overgankelijk, (seksualiteit) het oraal bevredigen van een vrouw door haar geslachtsdelen te likken of met de tong te 'betasten'
    • Door te beffen kunnen ook soa's overgedragen worden. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de beffenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bef

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen