befale

Uit WikiWoordenboek

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·fa·le
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 32537
vervoeging
onbepaalde wijs befale
tegenwoordige tijd befaler
verleden tijd befalte
voltooid
deelwoord
befalt
onvoltooid
deelwoord
befalende
lijdende vorm befales
gebiedende wijs befal
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

Werkwoord

befale

  1. overgankelijk bevelen, gebieden
    «Hun befalte ham å sette seg.»
    Ze gebood hem te gaan zitten.
  2. overgankelijk gelasten, bepalen
    «Er det du eller jeg som befaler her?»
    Ben jij of ik het die het hier bepaalt?
  3. overgankelijk, (militair) commanderen, bevel voeren over, bevelen
  4. overgankelijk, (religie) (Luk 23,46) bevelen, overgeven
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: befalende setning
een gebiedende zin


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·fa·le
Woordherkomst en -opbouw
vervoeging
onbepaalde wijs befale
befala
tegenwoordige tijd befaler
verleden tijd befalte
voltooid
deelwoord
befalt
onvoltooid
deelwoord
befalande
lijdende vorm bevalast
gebiedende wijs befal
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

Werkwoord

befale

  1. overgankelijk bevelen, gebieden
  2. overgankelijk gelasten, bepalen
  3. overgankelijk, (militair) commanderen, bevel voeren over, bevelen
  4. overgankelijk, (religie) (Luk 23,46) bevelen, overgeven
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen