beetpakten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beet·pak·ten

Werkwoord

vervoeging van
beetpakken

beetpakten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van beetpakken
    • ...dat wij beetpakten. 
    • ...dat jullie beetpakten. 
    • ...dat zij beetpakten.