bedrukte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·druk·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bedrukken |
bedrukte
- enkelvoud verleden tijd van bedrukken
- Ik bedrukte.
- Jij bedrukte.
- Hij, zij, het bedrukte.
- Ik bedrukte.
- verbogen vorm van bedrukt, voltooid deelwoord van bedrukken
Bijvoeglijk naamwoord
bedrukte
- verbogen vorm van de stellende trap van bedrukt