bedil
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·dil
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bedillen |
bedil
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedillen
- Ik bedil.
- gebiedende wijs van bedillen
- Bedil!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedillen
- Bedil je?
Indonesisch
Woordafbreking
- be·dil
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
bedil