bedienend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·die·nend

Werkwoord

vervoeging van: bedienen
verbogen vorm: bedienende

bedienend

  1. onvoltooid deelwoord van bedienen
ouderwets gekleed bedienend personeel
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen bedienend
verbogen bedienende
partitief bedienends

Bijvoeglijk naamwoord

bedienend

  1. van personeel dat ze de klanten voorzien van wat ze nodig hebben
    • Weet dat bedienend personeel harder voor je rent als je vriendelijk bent. Staan op je tafel nog spullen van de vorige gasten, wacht dan tot het wordt opgeruimd. Ga het niet opstapelen en ergens anders neerzetten. Duurt het erg lang, vraag dan netjes of ze het willen opruimen.” [1] 
    • De Terras Top 100 kent een open inschrijving: ondernemers mogen meedoen als hun terras minimaal veertig stoelen heeft, vrij toegankelijk is, bedienend personeel heeft en in het terrasseizoen minimaal vijf dagen per week geopend is. [2] 


Gangbaarheid


Verwijzingen