bedenksel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

god als een bedenksel van de mens
Uitspraak
Woordafbreking
  • be·denk·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bedenksel bedenksels
verkleinwoord bedenkseltje bedenkseltjes

Zelfstandig naamwoord

het bedenkselo

  1. iets wat alleen maar door mensen is bedacht zonder dat het echt hoeft te bestaan
    • Toen zijn zoontje in 2012 omkomt bij de schietpartij op de basisschool in het Amerikaanse Sandy Hook kwam Lenny opeens aan de andere kant van het complotdenken te staan, zo is te lezen in New York Magazine. Op internet stak namelijk het gerucht de kop op dat ‘Sandy Hook’ het werk was van de overheid, een bedenksel om burgers hun wapens en vrijheid af te nemen. De schietpartij was geënsceneerd, zo luidde het verwijt. En de ‘gestorven’ kinderen? Die waren verzonnen.[2] 
     De familie Lauritzen was de laatste in Saltsjôbaden geweest die bedienden had, omdat de meisjes Noors waren en niet lid van een vakbond die fatsoenlijk loon, geregeld verlof, bescherming tegen ontslag op staande voet en soortgelijke communistische bedenksels eiste.[3]
  2. iets wat door de menselijke geest bedacht en gecreëerd is
    • Patenten beschermen uitvinders tegen concurrenten en voorkomen zo dat er commercieel misbruik wordt gemaakt van hun bedenksels. Handelsmerken geven een exclusief recht op het design of logo’s. [4] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Casper van der Veen Joost Pijpker 23 december 2016
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149
  4. NRC Monique van Oostrum 11 november 2016
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be