bedaart

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·daart

Werkwoord

vervoeging van
bedaren

bedaart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedaren
    • Jij bedaart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedaren
    • Hij bedaart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bedaren
    • Bedaart!