beëindigd
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·ein·digd
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van beëindigen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel
Werkwoord
vervoeging van: | beëindigen… |
verbogen vorm: | beëindigde |
beëindigd
- voltooid deelwoord van beëindigen
- ▸ Ook waren er vier glijbanen, aan elke zijde één, waardoor een klimpartij met een flinke roetsj kon worden beëindigd.[1]