basten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bas·ten

Zelfstandig naamwoord

de bastenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bast

Werkwoord

vervoeging van
bassen

basten

  1. meervoud verleden tijd van bassen
    • Wij basten. 
    • Jullie basten. 
    • Zij basten. 

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
bastar

basten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van bastar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van bastar