baseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·seert

Werkwoord

vervoeging van
baseren

baseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baseren
    • Jij baseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baseren
    • Hij baseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van baseren
    • Baseert!