base

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak

(heteroniem)

Woordafbreking
  • ba·se
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord
    • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘loog’ voor het eerst aangetroffen in 1863 [1]
  • werkwoord
    • Leenwoord uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord base basen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

base v [2] [3]

  1. (scheikunde) een stof die een of meer hydroxylgroepen bevat en in een waterige oplossing OH-ionen afsplitst: arrheniusbase [4]
  2. (scheikunde) een ion of molecuul dat de neiging heeft een proton op te nemen: brønstedbase
  3. (scheikunde) een ion of molecuul dat een elektronenpaar kan doneren aan een ander molecuul: lewisbase
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
basen

base

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van basen
    • Ik base. 
  2. gebiedende wijs van basen
    • Base! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van basen
    • Base je? 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Zelfstandig naamwoord

base mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord baas


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
base bases

Zelfstandig naamwoord

base

  1. (scheikunde) base
vervoeging
onbepaalde wijs to  base 
he/she/it  bases 
verleden tijd  based 
voltooid
deelwoord
 based 
onvoltooid
deelwoord
 basing 
gebiedende wijs  base 

Werkwoord

base

  1. baseren
Hyponiemen
Afgeleide begrippen


Frans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  base     la base     bases     les bases  

Zelfstandig naamwoord

base v

  1. draagvlak
  2. (scheikunde) base

Werkwoord

vervoeging van
baser

base

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van baser
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van baser
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van baser


Middelengels

Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Oudfrans

Zelfstandig naamwoord

base

  1. (bouwkunde) fundament; de basis waarop een huis wordt gebouwd
Schrijfwijzen


Spaans

enkelvoud meervoud
base bases

Zelfstandig naamwoord

base v

  1. (scheikunde) base
  2. basis

Werkwoord

vervoeging van
basar

base

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van basar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van basar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van basar


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·se

Zelfstandig naamwoord

base v

  1. (verouderd) basis, fundament, grond
  2. (verouderd)(medisch) schedelbasis
  3. (verouderd)(scheikunde) base, loog
Verbuiging
Schrijfwijzen
Synoniemen
  1. základ monbezield, základna v, východisko o, platforma v
  2. zásada v, alkálie v
Antoniemen
  1. kyselina v

Verwijzingen

Zelfstandig naamwoord

base

  1. vocatief enkelvoud van bas
  2. locatief enkelvoud van bas
Synoniemen
  1. basi
  2. basu

Zelfstandig naamwoord

base

  1. vocatief enkelvoud van bas

Zelfstandig naamwoord

base

  1. datief enkelvoud van basa
  2. locatief enkelvoud van basa