banketteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ban·ket·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
banketteren

banketteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van banketteren
    • Ik banketteerde. 
    • Jij banketteerde. 
    • Hij, zij, het banketteerde.