bakkerswinkel

Nederlands

interieur van een bakkerswinkel

Uitspraak

• Geluid:  bakkerswinkel    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bak·kers·win·kel

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  bakker zn  en  winkel zn  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bakkerswinkel	bakkerswinkels
verkleinwoord	bakkerswinkeltje	bakkerswinkeltjes

Zelfstandig naamwoord

de bakkerswinkel m

1. winkel waarin een bakker zijn producten verkoopt

   ▸ De oorsprong van Bolletje ligt in 1867, toen de familie Ter Beek in Almelo een bakkerswinkel opende. Sinds de pensionering van de laatste familiedirecteur tien jaar geleden, is de afstand tussen de familie Ter Beek en Bolletje steeds groter geworden.

   ▸ Ook de Leemansmolen was te bezichtigen, terwijl in Den Ham de toren aan de Grotestraat beklommen kon worden. Ook kon een bezoek worden gebracht aan bijvoorbeeld een voormalige bakkerswinkel in de Voorstraat en het witte kerkje Hebron aan de Geerdijk.

   ▸ De eigenaresse van de bakkerswinkel plaatste de foto in een opwelling op de facebookpagina van haar winkel. Het leverde haar via haar eigen post meer dan 22.000 likes op en via onze website werden nog eens miljoenen mensen bereikt.

Synoniemen

• bakkerszaak, bakkerij

Hyponiemen

• warmebakkerswinkel

Vertalingen

    1.   

Engels: bakery (en), baker's shop (en)

Gangbaarheid

• Het woord bakkerswinkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.