baggrund

Uit WikiWoordenboek

Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • bag·grund
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 4264
[A] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   baggrund     baggrunden     baggrunde     baggrundene  
genitief   baggrunds     baggrundens     baggrundes     baggrundenes  

Zelfstandig naamwoord

[A]: baggrund, g

  1. achtergrond (gebied achter iets of iemand)
  2. achtergrond, fond, ondergrond
  3. achtergrond, basis, context, fundament, grondslag
  4. achtergrond, kenmerk, wortels (van een persoon)
    «Manden har pakistansk baggrund
    De man heeft een Pakistaanse achtergrond.
Antoniemen
Afgeleide begrippen
[B] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   baggrund     baggrunden     - - -     - - -  
genitief   baggrunds     baggrundens     - - -     - - -  

Zelfstandig naamwoord

[B]: baggrund, g, geen meervoud

  1. (figuurlijk) een onbeduidende of niet erg goed zichtbare plaats
Antoniemen

Verwijzingen