badkamerspiegel

Uit WikiWoordenboek
Een man voor een badkamerspiegel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bad·ka·mer·spie·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord badkamerspiegel badkamerspiegels
verkleinwoord badkamerspiegeltje badkamerspiegeltjes

Zelfstandig naamwoord

de badkamerspiegelm

  1. (meubel) aan de wand van een vertrek waar men zich kan wassen bevestigd glad oppervlak waarin men zichzelf goed weerkaatst kan zien
Vertalingen

Gangbaarheid