badkamerspiegel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: badkamerspiegel (hulp, bestand)
- IPA: /ˈbɑtkamərˌspixəl/
Woordafbreking
- bad·ka·mer·spie·gel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van badkamer en spiegel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | badkamerspiegel | badkamerspiegels |
verkleinwoord | badkamerspiegeltje | badkamerspiegeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de badkamerspiegel m
- (meubel) aan de wand van een vertrek waar men zich kan wassen bevestigd glad oppervlak waarin men zichzelf goed weerkaatst kan zien
Vertalingen
1. aan de wand van een vertrek waar men zich kan wassen bevestigd glad oppervlak waarin men zichzelf goed weerkaatst kan zien
Gangbaarheid
- Het woord badkamerspiegel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.