badkamerkast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bad·ka·mer·kast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord badkamerkast badkamerkasten
verkleinwoord badkamerkastje badkamerkastjes

Zelfstandig naamwoord

de badkamerkastv / m

  1. (meubel) bergmeubel bestemd voor een vertrek waar men zich kan wassen
Opmerkingen
  • Met badkamerkast wordt vaak een manshoog meubel bedoeld; voor de meer gangbare bergmeubels die tot het middel reiken of juist hoger op ooghoogte aan de wand zijn bevestigd is het verkleinwoord badkamerkastje gebruikelijker.
Vertalingen

Gangbaarheid