backe

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Backe

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·cke
vervoeging
tegenwoordige tijd, aantonende wijs, bedrijvende vorm
hele vervoeging zie backe/vervoeging
onbepaalde
wijs
backe
verleden
tijd
(er) hot gebacke
voltooid
deelwoord
gebacke
enkelvoud meervoud
1e persoon ich back mir / mer backe
2e persoon du backscht dihr / der
dihr / der
dihr / der
ihr / er
ihr / er
nihr / ner
backt
backe
backet
backe
backt
backe
3e persoon er backt sie backe
sie backt
es backt

Werkwoord

backe

  1. bakken
Afgeleide begrippen
Opmerkingen
Citaten
Botsche, botsche, Kuche,
Der Backer hat gerufe,
Wer will gute Kuche backe,
Der muss hawe sieve sotte.
Zucker un Schmaltz
Budder un Saltz
Oyer un Mehl
Un Saffron macht die Kuche gehl. [1]

Verwijzingen

  1. The Folklore of the Pennsylvania German,
    (in het Pennsylvania-Duits, verouderde spelling)
    by John Baer Stoudt
    October 14th, 1910

Werkwoord

backe

  1. eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van backe
Typische woordcombinaties
  • mir backe (1e persoon meervoud)

Werkwoord

backe

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van backe
Schrijfwijzen
Typische woordcombinaties

Lokale varianten:

  • dihr, der backe (2e persoon meervoud)
  • ihr, er backe (2e persoon meervoud)
  • nihr, ner backe (2e persoon meervoud)

Werkwoord

backe

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van backe
Schrijfwijzen
Typische woordcombinaties
  • dihr, der backe (2e persoon meervoud)

Werkwoord

backe

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van backe
Typische woordcombinaties
  • sie backe (3e persoon meervoud)