baardig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • baar·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van baard met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen baardig baardiger baardigst
verbogen baardige baardigere baardigste
partitief baardigs baardigers -

Bijvoeglijk naamwoord

baardig [1]

  1. een (zware) baard dragend
    • Nu 23 jaar, baardig, de spieren barsten uit z’n T-shirt. Zorgelijk gezicht. Hij pakt een glas water en komt erbij zitten. Vroeger had je Zo vader zo zoon. Een tv-panel moest raden: wie is het kind van de kandidaat? Stel dat Yann met z’n moeder had meegedaan, het panel had geen kans gemaakt. [2] 
    • „Terreur, dat is toch meer voor Moskou? Wat hebben wij nu gedaan?” zegt Olga, die het pandemonium voor station Sennaja Plosjad (Hooiplein) volledig negeert en haar lootjes blijft verkopen. „Het is de straf van God!” zegt een baardige man in een zwarte pij. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Egbert Jan Riethof> 06-05-18 'Ze zou de moeder van mijn kinderen worden'
  3. De Telegraaf PIETER WATERDRINKER 04 apr. 2017 Metro-bom dreunt na
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be