baanbrekend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • baan·bre·kend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen baanbrekend baanbrekender baanbrekendst
verbogen baanbrekende baanbrekendere baanbrekendste
partitief baanbrekends baanbrekenders -

Bijvoeglijk naamwoord

baanbrekend

  1. nieuwe wegen openend, innoverend
    • De wetenschappers deden baanbrekend werk met het DNA van muizen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

stellend attributief
baanbrekend baanbrekende

Bijvoeglijk naamwoord

baanbrekend

  1. baanbrekend