baak

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  baak    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• baak

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘vast merk dat vaarwater aangeeft’ voor het eerst aangetroffen in 1484

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	baak	baken
verkleinwoord	baakje	baakjes

Zelfstandig naamwoord

de baak v / m

E-baak (5)

1. (scheepvaart) een vuurtoren
2. (scheepvaart) een vast merk- of herkenningsteken om de koers van een schip of het verloop van vaarwater mee te bepalen
3. (spoorwegen) (scheepvaart) een markeringsbord langs waterwegen of spoorwegen
4. (aardrijkskunde) een heuvelrug of hoogte
5. een lat, gebruikt in combinatie met een waterpasinstrument, met maatverdeling om hoogteverschillen en afstanden te kunnen meten

Verwante begrippen

• baken, markering, boei, ton

Hyponiemen

• vraagbaak, zeebaak, geleidebaak

Afgeleide begrippen

• bakenlijn, bakenzender

Vertalingen

    1.   

Engels: beacon (en)

Spaans: baliza (es) v

Gangbaarheid

• Het woord baak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "baak" herkend door:

75 %	van de Nederlanders;
51 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.