bàn tay

Uit WikiWoordenboek

Vietnamees

Uitspraak
  • IPA: /ban˧˨.tai˦/

Zelfstandig naamwoord

bàn tay

  1. hand: uiterste deel van de arm, voorbij de pols
    «nắm chặt trong lòng bàn tay
    stevig in je handpalm vasthouden.
    «Hắn thích đút hai bàn tay vào túi.»
    Hij houdt ervan zijn handen in zijn zakken te steken.
  2. symbool van de werkkracht
    «Bàn tay khối óc của người thợ.»
    De hand het brein van de arbeider.
  3. symbool van iemands (meestal slechte) daden
    «Bàn tay tội lỗi có bàn tay của kẻ xấu nhúng vào.»
    Slechte daden bevatten de hand van slechte mensen.
Synoniemen

tay