azuur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • azuur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘blauw’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
  • van het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord azuur -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het azuuro

  1. (kleur) diepblauwe kleur zoals die van de halfedelsteen lapis lazuli
  2. (heraldiek) de kleur blauw zoals deze in wapenschilden toegepast wordt
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen