azufre

Uit WikiWoordenboek

Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • a·zu·fre
enkelvoud meervoud
azufre azufres

Zelfstandig naamwoord

azufre m

  1. (scheikunde) zwavel

Werkwoord

vervoeging van
azufrar

azufre

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van azufrar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van azufrar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van azufrar