avtaler

Uit WikiWoordenboek

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • av·ta·ler
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 6160

Werkwoord

avtaler

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van avtale

Zelfstandig naamwoord

avtaler

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van avtale


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • av·ta·ler
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

avtaler

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van avtala
Schrijfwijzen

Werkwoord

avtaler

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van avtale
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

avtaler

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van avtale
Schrijfwijzen