avisa

Uit WikiWoordenboek

Noors

Woordafbreking
  • avi·sa
Naar frequentie 5396

Zelfstandig naamwoord

avisa, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van avis
Schrijfwijzen


Nynorsk

Woordafbreking
  • avi·sa

Werkwoord

avisa

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast avise, zie aldaar

avisa

  1. verleden tijd van avisa
  2. voltooid deelwoord van avisa
Schrijfwijzen

avisa

  1. gebiedende wijs van avisa
Schrijfwijzen

Werkwoord

avisa

  1. verleden tijd van avise
  2. voltooid deelwoord van avise
Schrijfwijzen

avisa

  1. gebiedende wijs van avise
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

avisa, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van avis


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
avisar

avisa

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van avisar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van avisar