autosnelweg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

De Britse snelweg M25
Verkeersbord dat een autosnelweg aangeeft. Met kleine verschillen wordt dit bord in het grootste deel van Europa gebruikt.
Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·snel·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autosnelweg autosnelwegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de autosnelwegm

  1. (verkeer) weg voor snelverkeer (dat sneller kan en mag rijden dan 60 km per uur), met gescheiden rijbanen, een middenberm en ongelijkvloerse kruisingen
    • De minister van Infrastructuur en Milieu wil op meer wegvakken van autosnelwegen de maximum snelheid verhogen naar 130 km per uur. Zie de A2 tussen Amsterdam en Utrecht, waar vanaf volgend jaar automobilisten ook overdag 130 km per uur mogen rijden. Daarmee benadeelt de minister veel weggebruikers. [2] 
    • Al decennia voor 1955 waren Nederlandse autobezitters bekend met het fenomeen file. Er is indirect bewijs dat er op 29 mei 1955 voor het eerst een file stond op een knooppunt voor autosnelwegen, maar dat is dus zeker niet de eerste file.[3]  
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Cora Duin J. Nicolai 20 januari 2017
  3. NRC Lex Boon 8 juni 2015
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be