autorijden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·rij·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
autorijden
reed auto
autogereden
klasse 1 volledig

Werkwoord

autorijden

  1. inergatief, (verkeer) zich voortbewegen door een auto te besturen
    • Iedereen wil autorijden, maar kan dat eigenlijk wel? 
    • Als je continu met je iPhone aan de gang wilt zijn is autorijden niet de handigste manier van vervoer. 
     Besparen is namelijk haar tweede natuur en ze ging direct plannen maken om te kijken waar we nog meer op zouden kunnen besparen. Misschien zouden we thuis wel gaan douchen in het donker en de wc met badwater doorspoelen. Niet meer zo vaak uit eten, geen gadgets kopen, minder autorijden.[1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be