aubade

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·ba·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ochtendhulde met muziek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1616 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord aubade aubades
aubaden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aubadev

  1. (feest) een muzikale hulde die 's ochtends gebracht wordt
Vertalingen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen