assuradeur
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: assuradeur (hulp, bestand)
Woordafbreking
- as·su·ra·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | assuradeur | assuradeuren assuradeurs |
verkleinwoord | assuradeurtje | assuradeurtjes |
Zelfstandig naamwoord
de assuradeur m
- een onderneming die verzekeringen afsluit, verzekeraar
- De assuradeur weigerde de verzekering af te sluiten.
- (beroep) een tussenpersoon met de bevoegdheid van een verzekeraar
Synoniemen
Vertalingen
1. een onderneming die verzekeringen afsluit
Gangbaarheid
- Het woord assuradeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "assuradeur" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ assuradeur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be