asociaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aso·ci·aal
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen asociaal asocialer asociaalst
verbogen asociale asocialere asociaalste
partitief asociaals asocialers -

Bijvoeglijk naamwoord

asociaal

  1. zonder sociaal besef, onaangepast
    • Bij asociaal gedrag denken we vaak aan mensen aan de onderkant van de samenleving maar er zijn genoeg rijke mensen die, bijvoorbeeld in het verkeer, heel asociaal gedrag vertonen. 
     Sommige mensen reageerden vóór mijn vertrek erg fel en afkeurend op mijn beslissing om mijn gezin zo lang achter te laten. Het waren vooral alfatypes die mij verweten egoïstisch en asociaal te zijn. Natuurlijk kwam dit bij mij hard aan en ik heb lang over hun opmerkingen nagedacht tijdens het lopen.[1]
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord asociaal asocialen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de asociaalv / m

  1. mensen die niet aangepast zijn maar wel hinderlijk
    • De zwerver is een typische asociaal. 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be