asepsis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- asep·sis
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘wering van infectie’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | asepsis | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de asepsis v
- (medisch) zonder bacterien of ziektekiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord asepsis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "asepsis" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "asepsis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- a·sep·sis
enkelvoud | meervoud |
---|---|
asepsis | asepsis |
Zelfstandig naamwoord
asepsis v
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 43 %
- Prevalentie Vlaanderen 49 %
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 7
- Woorden in het Spaans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Spaans
- Medisch in het Spaans