ascese
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- as·ce·se
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onthouding’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ascese | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (religie) (filosofie) streven naar zuiver gedrag door beteugeling van de begeertes en hartstochten
- Volgelingen van Boeddha betrachten vaak een strenge ascese.
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord ascese staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ascese" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "ascese" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ascese op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be