arbitrage

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·bi·tra·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord arbitrage arbitrages
verkleinwoord arbitragetje arbitragetjes

Zelfstandig naamwoord

de arbitragev

  1. het handelen van een scheidsrechter of arbiter (spraakgebruik)
    • De arbitrage was in handen van een internationaal geroemde scheidsrechter. 
  2. (juridisch) het resultaat van het handelen van een arbiter
  3. het gelijktijdig op verschillende markten kopen en verkopen om gebruik te maken van koersverschillen, handelsarbitrage
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen