applaudisseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ap·plau·dis·seert

Werkwoord

vervoeging van
applaudisseren

applaudisseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van applaudisseren
    • Jij applaudisseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van applaudisseren
    • Hij applaudisseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van applaudisseren
    • Applaudisseert!