apologeet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • apo·lo·geet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord apologeet apologeten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de apologeetm

  1. (religie) verdediger van de leer van het christendom in de 2e en 3e eeuw tegen de aanklachten vanwege het paganisme en het jodendom
  2. schrijver van een apologie
    • In die tijd waren er wel meer zogenaamde fellow travellers, Westerse intellectuelen die gruwelijk blind bleven voor de terreur van Stalin, omdat ze zo hard wilden geloven in het communistische experiment. Het waren de tragische apologeten van Stalin. [2] 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

47 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen