apocalyps

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Apocalyps

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • apo·ca·lyps
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord apocalyps apocalypsen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de apocalypsv / m

  1. (religie) einde van de wereld, zoals beschreven in het Bijbelboek Openbaringen
    • De vier ruiters van de apocalyps. 
  2. (figuurlijk) een zeer dramatische gebeurtenis, in het bijzonder een die nog verwacht wordt
    • Angst voor een apocalyps. 
  3. (figuurlijk) onthulling, openbaring
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen