apin

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • apin
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘wijfjesaap’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
  • Nederlands [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord apin apinnen
verkleinwoord apinnetje apinnetjes

Zelfstandig naamwoord

de apinv

  1. (primaten) vrouwelijke aap
    • De meeste apinnen zorgen goed voor hun kinderen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

36 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen