antidotum

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·ti·do·tum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord antidotum antidota
verkleinwoord antidotumpje antidotumpjes

Zelfstandig naamwoord

het antidotumo

  1. (medisch) een tegengif
    • Bestaat hier een antidotum voor? 
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

60 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Latijn

Zelfstandig naamwoord

antidotum

  1. (medisch) antidotum.