annulering

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·nu·le·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord annulering annuleringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de annuleringv

  1. de keer dat je een afspraak afzegt
    • Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft zaterdag in een verklaring laten weten dat de annulering van visa van mensen afkomstig uit zeven moslimlanden ongedaan is gemaakt, meldt persbureau AP. Het inreisverbod zoals president Donald Trump dat vorige week vrijdag in een presidentieel decreet afkondigde, is daarmee nu officieel opgeschort. [2] 
     Luchtvaartmaatschappijen gaan de schade op Schiphol verhalen van annuleringen die ze op verzoek van de luchthaven deden.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Clara van de Wiel 4 februari 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2022 Weblink bron “Vliegmaatschappijen leggen claim bij Schiphol om annuleringen” (1 mei 2022), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be