ammunitie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • am·mu·ni·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schietvoorraad’ voor het eerst aangetroffen in 1576 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ammunitie ammunitiën
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ammunitiev

  1. benodigdheden om met vuurwapens te kunnen schieten
    • Het leger bevoorraadde de troepen met ammunitie en materieel. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen