ambtelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • amb·te·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van ambt met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ambtelijk ambtelijker ambtelijkst
verbogen ambtelijke ambtelijkere ambtelijkste
partitief ambtelijks ambtelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

ambtelijk

  1. met overdreven veel regels en procedures
    • Om dit voorstel goedgekeurd te krijgen moet het eerst door de hele ambtelijke molen. 
  2. uit hoofde van een bepaald ambt
    • Volgens het laatste ambtelijke besluit mag hier niet worden gerookt. 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be