ambachtsman

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • am·bachts·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ambachtsman ambachtslieden
ambachtslui
ambachtsmannen
verkleinwoord ambachtsmannetje ambachtsmannetjes

Zelfstandig naamwoord

de ambachtsmanm

  1. (beroep) iemand die met een ambacht zijn brood verdient
    • Een figuratieve ambachtsman die flirtte met pop-art, die niks moet hebben van het minimalisme van grote rode vlakken of barbaarse abstracte kunst, maar portretten maakt en reusachtige kleurrijke natuurschilderingen. Een vrolijke, innemende snuiter bovendien. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen