alluviaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·lu·vi·aal
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen alluviaal alluvialer alluviaalst
verbogen alluviale alluvialere alluviaalste
partitief alluviaals alluvialers -

Bijvoeglijk naamwoord

alluviaal [1]

  1. (geologie) door aanslibbing ontstaan
  2. (verouderd) (geologie) holoceen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord alluviaal alluvialen
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

alluviaal

  1. het losse materiaal (regoliet) dat als sediment door een rivier is afgezet

Gangbaarheid

41 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen