alg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • alg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord alg algen
verkleinwoord algje algjes

Zelfstandig naamwoord

de algv / m

  1. (plantkunde) in water voorkomende vaatloos, op een plant gelijkend organisme
     Goldie lachte zich gek toen Pogue stug bleef doorblowen tijdens het eten en ik kreeg herhaaldelijk opmerkingen naar mijn hoofd over de kwaliteit van het slijmerige water, dat inderdaad erg vies smaakte door de groene algen.[4]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
   1. zie: wier   

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen