aldoor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·door
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

aldoor

  1. de hele tijd, voortdurend
    • Hij ging aldoor door met fluiten, terwijl hem uitdrukkelijk gevraagd was te stoppen. 
    • Het leven is een aldoor komen en gaan van problemen. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be