albino
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- al·bi·no
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Portugees, in de betekenis van ‘mens of dier zonder pigmentkleurstof’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afleiding uit het Latijn albino is wit [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | albino | albino's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een persoon, dier of plant met weinig pigment
- Nog steeds bestaat er veel onbegrip over albinisme. Mensen met de aandoening zijn vaak het slachtoffer van discriminatie. In sommige Afrikaanse landen, in Malawi en Tanzania bijvoorbeeld, vrezen albino’s voor hun leven. Ze worden aangevallen en vermoord, omdat hun lichaamsdelen volgens mythes veel geld op kunnen leveren. In Hollywoodfilms worden albino’s vaak neergezet als kwaadaardig; ook in Westerse cultuur rust er een groot stigma op albinisme. [4]
Synoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord albino staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "albino" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "albino" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ albino op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Floortje Rawee 14 juni 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be