ah

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep van verwondering, smart e.d.’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • jammerkreet [2]

Tussenwerpsel

ah

  1. drukt herkenning of verbazing uit
    • Ah! Was jij hier ook? 
enkelvoud meervoud
naamwoord ah ahs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

ah o

  1. de uitroep "ah!"
    • Er waren bij het vuurwerk veel ahs en ohs te horen. 

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Engels

Tussenwerpsel

ah

  1. ah


Turks

Tussenwerpsel

ah

  1. ach