afvoerbuis
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afvoerbuis (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·voer·buis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afvoerbuis | afvoerbuizen |
verkleinwoord | afvoerbuisje | afvoerbuisjes |
Zelfstandig naamwoord
- pijp waarmee men overvloedige vloeistof kan laten wegvloeien
- De afvoerbuis van de wastafel was verstopt door de lange haren van de vrouwen die boven de wastafel hun haren kamden.
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord afvoerbuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afvoerbuis" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be