aftalen

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • af·ta·len
Woordherkomst en -opbouw
  • Deense zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel af-
Naar frequentie 2370

Zelfstandig naamwoord

aftalen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van aftale